FC TRAPPIST
verslag

Driedaagse van Sy door de ogen van Jan Maarten

Hoe ik na verhitte nachtmerrie wakker werd met ovenwant

Het waren fantastische dagen, maar het enige dat ik me nog herinner is de verkwikkende duik na afloop van elke etappe, allen verreden in de verzengende hitte. Dat is trouwens gek met kou en hitte. Het is een waarneming die een mens niet kan terughalen in de herinnering. Of tenminste niet invoelen. Het bevrijdende biertje na afloop kan ik zo voor de geest halen, of mijn eerste verliefdheid, ik weet nog hoe de thee smaakte bij mijn grootmoeder, maar ik weet nog hoe ik me toen voelde. Of, om een dwarsstraat te noemen hoe ik de vrieskou bij de cross ervoer. Neen dat lukt niet. En spreek me niet tegen.

Wat ik wel terug kan halen is de gezelligheid op het Wild West terras van Jan en Jeanette. Waarom weet ik niet, maar ik heb ongeveer het hele weekend in een deuk gelegen. Cyril en Klaas waren er ook en op een of andere manier werkte dit vijftal op elkaar dat hen veranderde in giechelende bakvisjes.

Zo moet ik nog steeds lachen als ik terugdenk aan de eerste middag. Het fietsgeweld moest toen nog losbarsten. Klaas Cyril en ik lagen als een dikke padin onze felgele plastic leunstoel, verzengd door de hitte, tot Jeanette opeens opmerkte: ik heb zulke goede herinneringen aan de vorige keer dat we samen in een huisje zaten, in de Cevennen. Klaas en ik waren ontroerd. Tot de vervolgzin kwam: ik heb zulke goede herinneringen aan het gezamenlijk afwassen en boodschappen doen. Ik probeerde nog leuk te zijn en bood aan de afwas, die er niet was, te doen. Sullig stapten Klaas en ik in de auto met een boodschappenlijstje.

Nu komt ook het vervolg boven. Klaas, Cyril en ik gingen al vroeg verkennen. We waren bang voor de hitte. Om 15 uur is die op zijn hoogtepunt. En dan vanaf de start meteen een helling opknallen. De verkenning liep wat uit de hand. Voor de rit had ik er al 600 hoogtemeters opzitten. Ik kwam al verkennend in een heel pittoresk dorpje. Bijna als in een droom. Er was dat tafereel. Er stonden opeens twee kwade vrouwen metenkele grote Sint Sint-bernardshonden bij de ingang van een grote boerderij. Die waren hard aan het schreeuwen in het Vlaams. Niet naar mij geloof ik. Ik denk naar een boer. Ik weet niet wat daar was voorgevallen. Daar ben ik omgekeerd. Heb er nog lang over zitten peinzen.

Die tijdrit heb ik verdrongen. Het kwam erop neer dat ik dacht geweldig te rijden, maar bij de eerste keer omkijken zag ik dat Hans van Keimpema al een halve minuut had dichtgereden terwijl mijn voorganger, Frans, ver uit het zicht was verdwenen. Vlak voor de finish werd ik ook nog ingehaald door Hans. En ik nog roepen dat mijn hartslagcijfers alleszins geruststellend waren geweest namelijk ver in het rood. Tja, 23ste was ik. Wel 3 seconden sneller dan Sien, de 13 jarige ?? dochter van Dirk. Ik wil er niet meer over praten.

De tweede dag heb ik ook verdrongen. Oja, we gingen nog in peloton door het dal, maar bij de eerste helling lag ik er meteen af. Ik was laatste in het deelnemersveld (tenminste van het pelotonnetje). Gelukkig haalde ik al snel Klaas in. En daarna Jan Gottmer. En kon ik aansluiten bij een leuk groepje (Joost, Jan en Arjan), dat was belangrijk op de boomloze en grotendeels platte, hoogvlakte waar de wind ook nog ongunstig waaide, ware het niet dat even later, bij een tussenklimmetje, mijn ketting kwam vast te zitten tussen mijn achterwiel en het 28 kransje.

Wel nog gezellig opgereden met Klaas en Willeke.

Net toen ik me er bij had neergelegd dat deze driedaagse op een deceptie van mythische proporties was uitgelopen, zag ik een wit-zwart stipje voor me. Jan Gottmer. En na een geslaagde inhaalpoging: nog een: Arjan, en nog een: Niels. O ja, nu komt het weer boven. Mijn 28 kransje was nu helemaal niet meer bruikbaar. Dus ik trapte als een soort Jantje Boven mijn woede eruit. En het werkte.

Nu we het er toch over hebben. De verontwaardiging van Joost bij de ravitaillering. Jan Repko zat er ook met kramp. Maar hij lachte vrolijk. Joost was boos omdat ik in totale paniek mijn lege bidons eruit gooide en doelloos rondhuppelde, onderwijl de historische woorden schreeuwend: wat is mijn nummer? Wat is mijn nummer? “Ben je gek geworden,” zei Joost. Het kon me niets schelen. Ik had net 5 zwart witte beesten van mijn lijf geslagen, die mochten niet wederkeren. Joost mopperend in mijn wiel.

Weldra zag ik weer een zwart wit monster opdoemen: Eric van de Heuvel. Ik versnelde. Totaal onnodig. Deze lieve man reed achteruit. Totaal opgebrand. Volgende helling zelfde verhaal; Hans bevangen door de hitte. Op de laatste helling zag ik nog Bart Bijvoet, maar die was onbereikbaar.

Volgende dag was weer een dag. De fiets was nog steeds fiets. En ik was ng steeds degene die als eerste het peloton moest laten gaan, maar nu wist ik dat ik niet hoefde te wanhopen. Weer alles alleen gereden. Maar het ging wederom best pijnloos. Je kan immers altijd rusten na zo’n steile joekel. Ze zijn nooit te lang.

Ik werd wakker uit de roes bij de ravitaillering want wie stonden daar: alle lieve jongens van het peloton uitgezonderd Mart, want die had verhuisgedoe. Maar fietsjongens zijn zo lief als de helling steil is, en de slotklim, de Chambralle, is dat in het kwadraat. In ieder geval in de dubbele cijfers. Ik wil het daar verder niet over hebben, want dat is een trauma uit een recent verleden.

Anyway. Aan de finish een bebloede Ben, die alle etappes tot dan toe gewonnen had, met ernaast Huib die zich klaarblijkelijk geen houding wist te geven. Hij wist, zo dacht ik te weten, dat elk troostend woord verkeerd zou vallen bij een zwaar ontgoochelde zoon. Ivo mag ook bij de lieve jongens nu, want hij had Ben naar boven geduwd.

De verhitte droom eindigde ergens met een prijzenfestival. De prijswinnaars uitnummerden bijna de niet prijswinnaars (dromen zijn zelden realistisch) Ben kreeg een roze bandlichter voor grootste pechvogel, Sien een knalroze trui voor de beste toerrijder (hoe gezwind en soepel zij over de finish kwam verdient een aparte vermelding) Marlin een kaart die hij helaas niet kan lezen, Evert, tweede B, kreeg de middelmatigheidsprijs, Frans en Jan Bernart de gele truien en ik de beste Jannen prijs. Dank, Ivo, Hugo, Frans en Liduine, De mooiste prijs in mijn prijzenkast.