Nieuws (race)

Foto’s, filmpjes en verslag Openingskoers 2024

Naar de foto’s en filmpjes

Daar ga ik dan weer. Mijn hart bonst in mijn keel, mijn benen branden en ik stik in mijn eigen ademhaling. Moet ik dit nu echt doen op mijn 54ste? Ik denk aan de generatie van mijn vader, die zat op mijn leeftijd op zondagmiddag met een sigaar in de hand en een borrel op de bank. Wielrennen? Dat was een sport die je vanaf de bank beleefde. Wat was daar eigenlijk mis mee? En ik? Ik zit hier op een fiets, compleet oververhit, met als doel een horde wilden achter me te houden. De enige beloning: héél, héél misschien applaus en een bosje bloemen na afloop. Op dit moment hoop ik maar één ding: dat die horde me snel inhaalt, dan heb ik alle reden om te stoppen met trappen en de pijn achter me te laten. Na afloop kan ik dan zeggen: “Ik heb het in ieder geval geprobeerd.” Maar zolang ze er niet zijn, kan ik ook niet stoppen, dat zou ook heel gek zijn. Ondertussen branden mijn benen alsof ze in de fik staan, vliegt het zuur me naar mijn keel en heb ik het zicht van een schele mol. Ik had mezelf voorgenomen niet meer om te kijken, maar doe het toch. De voorsprong is nog steeds groot. Voorlopig komen ze me niet verlossen. Zou het dan toch de finishlijn zijn die me verlost? Ik hoop het toch stiekem en pers mezelf nog een keer uit, als een sinaasappel in de pers bij het zondagochtend ontbijt.

Waar begon deze helletocht, de openingskoers van FC Trappist. Traditiegetrouw niet de koers waar ik klaar voor ben. Andere jaren moest ik nog beginnen, had ik nauwelijks kilometers in de benen en was ik blij als ik uitreed. Maar dit jaar was het anders, het clubkampioenschap was in mei, dus ik moest vroeger scherp zijn. Om dat te bereiken heb ik meer dan ooit binnen gefietst, op Rouvy. Daar een clubje gevonden, de Muckers, waarmee we elkaar motiveren en uitdagen. Dit heeft ertoe geleid dat ik bijna alle dinsdag en donderdag avonden actief ben geweest. Daarnaast heb ik ook nog vrij consequent in het weekend op de MTB heb gereden. Als klap op de vuurpijl nodigde Jeroen Graas me uit om met een aantal vrienden een weekje naar Mallorca te gaan om te fietsen. Plots stond ik dan ook perfect getraind aan de start van het seizoen. Dat bleek bij de proloog, ik werd tweede, weliswaar op ruime achterstand van mijn broer Ruud, maar voor de rest van het A-peloton. In een tijd sneller dan ik ooit was. Het vormpeil was goed.

Het waaide hard bij de start en met de bomen nog niet volledig in blad voelde je dat behoorlijk op de baan. Ik had zin in het criterium, en vloog direct in de eerste ronde in een ontsnapping met Jack. Dat was leuk, maar na een ronde besefte ik dat Jack me langzaam op zou roken, hij is gewoon te sterk en met z’n tweeën word je gesloopt. Dus ik liet me afzakken toen het peloton naderbij kwam. Daarna volgde een half uur met allerlei schermutselingen, waarbij Ruud en ik zorgde dat in iedere breuk/ontsnapping er altijd wel één van ons mee was. Na ongeveer 35 minuten koers zag ik een groepje wegrijden met Marthijn, Cyril, Hugo en Jack. Ruud zat er niet bij, dus ik besloot over te springen en meteen door te rijden naar de kop, we hadden immers een gaatje. Snel nam Jack over en de rest draaide ook meteen goed rond. Toen ik omkeek zag ik een aardig gat, we waren weg! Wel bijzonder, even later zat toch ineens Rinus bij ons, die moest alleen een enorme inspanning hebben geleverd om over te steken. Mooie groep om mee door te rijden.

We bleven goed samenwerken en doorrijden tot de laatste 3 ronden ingingen. Onze voorsprong was geruststellend groot en ik merkte dat iedereen iets terughoudender werd in de overnames en rust probeerde te pakken waar mogelijk. Gedurende de vlucht analyseerde ik mijn kansen. Ik zat met 4 goede en redelijk gelijkwaardige, sprinters, Jack, Hugo, Rinus en Marthijn. Cyril moet het meer van de aanval hebben. Ikzelf kan ook redelijk sprinten, maar in deze groep was ik vrij kansloos voor de winst. Alternatief? Een aanval. Met 4 aan elkaar gewaagde sprinters kon het zomaar zo zijn dat de samenwerking richting finish niet optimaal zou zijn. Mijn kansen afwegend besloot ik dat de aanval de beste optie was en dit te doen op 1,5 km van de streep. Dat is te lang voor een sprint en te kort voor geen sprint, dus pijnlijk. Maar meestal als de wind tegen draait in de laatste ronde valt het stil, dus zou ik sneller een gat kunnen slaan. En diezelfde tegenwind zou ze hopelijk nog wat meer demotiveren om het werk voor de ander op te knappen. Dus dit moest.

Voor de korte rechtse bocht manoeuvreerde ik naar laatste positie, in de bocht liet ik een gat vallen en na de bocht versnelde ik zo hard als ik kon naar de groep toe om er in één keer overheen te klappen. En soms moet je geluk hebben. Na afloop vertelde Jack dat hij mijn aanval had verwacht en van plan was om hoe dan ook direct in mijn wiel te springen. Maar precies op het moment dat ik ging, zat hij klem aan de binnenkant en kon er niet uit. De anderen reageerden niet alert, waardoor hij zich niet snel genoeg kon vrijmaken. Tegen de tijd dat hij kon versnellen, was ik al ver weg. Geen van de mannen wilde toen volle bak rijden om het gat te dichten en mijn voorsprong kon zich uitbreiden.

Het einde van de strook tegenwind kwam snel in zicht, en de wind draaide in de rug. Ik dacht dat dit me zou helpen, maar ik was leeg, kapot, en begon te twijfelen aan mijn, misschien toch doldrieste, aanval. Ik focuste op mijn vermogensmeter, niet omkijken en zien wat er gebeurt. In de laatste bocht zag ik de groep dichterbij komen, en het laatste stuk tegenwind leek oneindig. Ik viel stil, maar hoorde Peter Turk schreeuwen: “Je moet door!! Gááán!!” Ik zette nog een keer alles op alles, durfde niet vroeg te juichen, maar het was genoeg. En wat je dan allemaal ziet! Cirkels,sterren, vuurwerk, bellen, stromende bergbeken, gevulde koeken, bliksem, lammetjes, blauwe zwaailichten. Mooi, mooi. Ik had de openingskoers gewonnen!

Ard van Straten