
Verslag Clubkampioenschap 2025 door Hugo
Schijtweer.
Na een zeldzaam lange periode van droogte, hadden de weergoden deze zaterdag 24 mei 2025 uitgekozen om de hemelsluizen weer open te gooien. De laatste dag waarop ik mij clubkampioen van de FC Trappist mocht noemen. De kortste clubkampioen in de historie (de CK was vorig jaar verplaatst, ook na noodweer dat het circuit blank had gezet, naar september). Ik was vastbesloten om ervan te genieten, tot de laatste druppel. “Hier spreekt uw regerend clubkampioen”, begon ik mijn inleidende kletspraatje aan het begin van de koers. Kon geen lachje af, niet eens smalend. 12 A-rijders en 10 B-rijders hadden het pokkenweer getrotseerd en stonden ongeduldig te wachten in de gure en stevige zuidwester. 2,5 respectievelijk 2 uur koersen door kou en nattigheid, ideaal voor een slopende koers waarin de renner die nog iets van een sprintje zou kunnen ophoesten, hoge ogen gooide. Hoe heet dat ook alweer, daar is een mooi woord voor? ‘Prolongeren’.
Waarom niet? De kop-en-schouders-renners waren er niet: geen Cisco Pels, geen Koen Polder, ook broertje Kniep was na zijn winst op de Nedereindse Berg afgereisd voor een trainingskamp. Sowieso weinig Haarlemmers. Wel Ard van Straten, die had duidelijk zijn zinnen gezet op deze titel en had ongetwijfeld een master plan samen met zijn meesterknecht Ruud. In de gaten houden, die broertjes. Net als Jack van Honschoten, na een meervoudig-pech-jaar aan een overtuigende come back bezig, bij tijd en wijle toont hij het peloton weer z’n klasse met z’n typische ontsnappingen. Verdere kanshebbers? Leon Raateland, blijkt een rasechte hardrijder. Leewah Woo, gestart in de B maar al snel overgestapt naar de A en op het oog een geduchte sprinter. Jan Repko, Marthijn Licher, Dirk Gerritsen, stuk voor stuk gevaarlijke outsiders, zeker in een eindsprint. En hé, Rick van Nunen, die hadden we nog niet gezien dit jaar, leuk! En Jort Vos. Die weet zelf niet half hoe sterk die is, maar blinkt tot nu toe vooral uit in gaten dichtrijden en lijkt het neusje voor de koers nog te ontberen. Hoewel? Hij heeft al wel een voorjaarswedstrijd achter z’n naam staan. En Ivo, zou ik die aan de titel kunnen helpen met een afstopactie á la DTS? (leuk was dat hè Jan?)
Na twee neutrale ronden om te wennen aan de nattigheid, heb ik mijn strijdplan klaar. Het moet een afmattende koers worden waarin het werk gelijkelijk onder de renners wordt verdeeld. Iedereen moet het uiterste hebben gegeven, geen free riders, let op Jan en Dirk, die hebben er een handje van om ‘te sparen sparen sparen’ en achterin te blijven hangen terwijl de rest fanatiek ronddraait. Dat gaan we dus niet laten gebeuren. Iedereen, althans degenen die na 2,5 regenrijden nog meedingen om de titel, moet afgemat zijn, alleen dan kan ik met een goede positionering en iets dat voor een sprint zal moeten doorgaan, kans maken op ‘prolongatie’.
Het gaat steeds harder regenen, de douche van mijn voorliggers laat ik gedwee over me heen komen. Het kampioensshirt 2024 wordt zwaar en gaat hangen. Ik heb gelukkig veel eten en drinken bij me, al kan ik de gelletjes al na een uur koersen bijna niet meer openkrijgen door verkleumde vingers.
Het tempo zit er heel aardig in, maar enkele renners hebben moeite om de snelheid vast te houden in de bochten, bang om weg te glijden, zo lijkt het. Vooral in de korte bocht rechtsom ontstaan iedere keer gaten door huiverige coureurs. Van Jort wist ik het, hij zit met z’n hoofd al bij de Maratona Dolomiti van volgende week en is niet van plan om vandaag onderuit te glijden. Maar meerdere renners hebben moeite met de nattigheid. ‘Daar moeten we wat mee doen Jan, Jack!’ schreeuw ik naar twee gekende bochtenridders. ‘Ja’, antwoordt Jan, ‘maar nu nog niet!’
Toch wel. Ik neem me voor steeds als eerste de lastigste bochten in te duiken en dan meteen door te trekken, zodat de weifelaars steeds moeten optrekken om bij te blijven. Dat lukt aardig, zeker als Jack, Jan of Ard vrolijk met me mee doortrekt.
Na enkele loze ontsnappingen (vrijwel allemaal onder aanvoering van Jack, hij kan het niet laten), piepen Leon en Jack er met z’n tweeën tussenuit. Dat is gevaarlijk, het peloton moet volle bak in de achtervolging en pas nadat iedereen eerlijk meedoet met ronddraaien, krijgen we de avonturiers weer te pakken.
Het wordt Ivo en Ruud te veel, pijntjes, blessures, afgemat, of een combinatie, maar na anderhalf uur staan ze de overgebleven strijders luidkeels aan te moedigen vanaf de kant, kop warme thee in de hand. De neefjes hebben er duidelijk schik in. En wij kunnen alleen maar doormalen. Niet teveel nadenken. Vaak sleep ik mijzelf door dit soort lastige momenten met een opzwepend muziekje in m’n hoofd, iets van housemuziek uit de jaren negentig, Deeper Love, I’ve got the key, I’ve got the secret, whatever. Maar nu zingt de waanzinsaria van Donizetti’s Lucia di Lammermoor door m’n hoofd, het geklaag van een stervende Callas, géén goed teken!
We halen het B-peloton voor de tweede keer in. Op dat moment, zo hoor ik achteraf, poogt Rick vanuit de staart een sanitaire stop. Och arme, niemand die het in de gaten had en bij het inhalen van de B werd er weer vol doorgetrokken. Het betekent het begin van het einde voor een verder zeer sterke Rick van Nunen, na drie rondjes alleen kan hij wel weer aansluiten, maar niet veel later staat ie geparkeerd met kramp. Ook Dirk moet de strijd staken.
Met vier afvallers en een paar matige bochtenrijders in het overgebleven groepje, begint het serieus spannend te worden. Echte uitlooppogingen worden niet meer gedaan, maar er wordt toch stevig doorgetrokken. Ideaal!
De bel voor laatste ronde betekent ook een einde aan de kou en ellende. “Godzijdank is het bijna voorbij!” roep ik in iemands porem, weer geen reactie.
Laatste lange rechte stuk. Leewah drukt z’n sprint te vroeg af, prima. Leon erachteraan in wat lijkt op een Dominikusje. Het liefst zou ik als eerste de bocht induiken met Jort in m’n kielzog, zodat hij de rest in de bocht kan ophouden, een herhaling van vorig jaar waarin Sjoerd de sprintkanonnen Rinus en Ard in de weg zat. Ik kan niet aarzelen en moet sowieso nu naar Leon toe, die al bijna bij de laatste bocht is. Ik besluit er een sprint in twee delen van te maken: eerst alles geven om in het wiel van Leon te komen, beetje bijkomen in de bocht en dan alles geven. Met het risico dat Jack of Ard eroverheen klapt, zeker nu de wind pal tegen staat. Maar dat is dan maar zo.
Maar het blijkt genoeg. Er klapt niemand meer overheen. Ongelofelijk! Ik weet niet wie me op de hielen zat of wat er achter me gebeurde, maar ik heb niemand meer gezien of gehoord nadat ik de uitgepierde Leon even voorbij de bocht voorbij stak.
De reacties van #3 Jack (“Ik zat perfect achter je maar ik kwam er gewoon niet voorbij!”) en #2 Ard (“Het was een eerlijke sprint”) en zeker ook de prachtige foto’s van Hans Meerman vertellen het verhaal van de laatste tweehonderd meter.
Jongens, wat ben ik verguld met deze overwinning. Maar nog meer dan de zege ben ik trots op de renners, A en B, die op deze loeizware dag er toch weer een prachtige strijd van hebben gemaakt. Geen onvertogen woord en ondanks alle verkleumde ledenmaten en trillende lijven alleen maar blije, smerige gezichten. Die hard jurylid Ruben roept de uitslag om, Tim blijkt de B te hebben gewonnen en geeft een nieuwe betekenis aan de uitdrukking ‘zo blij als een kind’. Ivo grapt en grolt in de rondte, terwijl Ard een door Ruud aangereikte deken om zich heen wikkelt en Jack met een big smile nababbelt met Jan en Alleman alsof ie op een vrijdagavond in de kroeg staat. Wat een heerlijke club is dit toch..
Hugo Bakker
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.