FC TRAPPIST
verslag

Verslag wedstrijd bij ZWC-DTS (A) 2025

De sprinterstrein (deel 2)
Ruud schreef er al eens over in 2019: de sprinterstrein. Voor de meeste wielerliefhebbers een bekend tafereel — een treintje van knechten dat in de slotkilometers van een etappe volle bak op kop rijdt. Alles om het peloton bijeen te houden of juist terug te brengen bij een ontsnapte kopgroep.

Maar bij FC Trappist doen we dingen anders! Daar is de sprinterstrein vaak een rijtje coureurs die als wagonnetjes achter elkaar rijden, naarstig zoekende naar de locomotief die het initiatief neemt om de boel in gang te trekken. Meestal eindigt dat in teleurstelling — met bijbehorende emoties. Er is uiteindelijk weliswaar een sprint gereden, maar dan heeft de winnaar van de koers de rechterknop van zijn Garmin al enige tijd geleden ingedrukt.
Zo ook tijdens de eerste woensdagavondwedstrijd. In de laatste ronde reed een sterke kopgroep weg, met Jort als terechte winnaar. Ikzelf zat in de sprinterstrein, wachtend tot iemand het initiatief nam. En ja, ik sprintte goed — tweede van het peloton, 0,003s achter Rinus. Maar het podium was weg en een roemloze vijfde plek restte. Ook ik was wat gefrustreerd.

Met die ervaring in m’n achterhoofd stond ik zaterdag 19 april aan de start van het volgende FC Trappist-feestje: de wedstrijd bij DTS — de club van onder anderen Niki Terpstra, Cees Bol en Ramon Sinkeldam. Maar voor mij is het vooral de baan waar ik samen met Ruud, Michel Butter en zijn broer Richard mijn eerste wielerervaringen opdeed. In de jaren ’80 reden we daar als jonge schaatsers onze eerste rondjes, tijdritten, koersen. En ook onze eerste gentlemen-wedstrijd als koppelteam. Pure nostalgie dus, en dat gaf extra motivatie om hier goed te presteren.

We stonden met acht renners aan de start. Mijn broer Ruud was erbij — een week ziek geweest, dus zonder hoge verwachtingen. Verder waren ook neef Ivo, Hugo, Jan Repko, Marthijn, Daan en Cyril van de partij. Na woensdag durfde ik te mikken op een sprint. Rinus was er vandaag niet bij. Jan en Marthijn waren mijn voornaamste concurrenten. Met de ligging van de finish (lang, recht en met de wind mee) was Jan de man om op te letten — met zijn gestileerde techniek en souplesse kan hij dan echt hoge snelheden halen. Dat liet hij al zien in de openingskoers. Hugo is ook gevaarlijk, maar tegenwoordig een allround aanvaller en meer een outsider in een sprint. De rest moest het vooral van aanvallen hebben.

En dat er aangevallen ging worden, werd al snel duidelijk. Ivo trok meteen vol door bij de start, en ik moest alles op alles zetten om zijn wiel te houden: 344 watt in de eerste ronde — dat had ik niet eens in de proloog gehaald. Er werd volop aangevallen door de gebruikelijke namen: Cyril, Hugo, Ruud en Daan waren actief. Ik probeerde het zelf ook nog even, maar na anderhalve ronde solo besefte ik dat dit geen handige tactiek was als ik op een sprint wilde gokken. Daarna was het Ruud die solo ging — zijn aanval duurde het langst van allemaal: zo’n vier à vijf ronden reed hij voorop. Sterk, zeker gezien zijn voorbereiding.

Met nog drieënhalve ronde te gaan viel Ivo vol aan. Ik zat klem in de groep en kon niet direct mee. Toen ik ruimte kreeg, werd er niet echt doorgereden, en het gat groeide snel. Hugo ging op kop… en liet het tempo zakken. De puzzelstukjes vielen snel op hun plek: Hugo zou natuurlijk niet achter zijn maat Ivo aan rijden, Ruud had al veel gegeven, Marthijn werkt vaak mee maar spaart zich ook terecht voor het einde, Cyril zou vast wel een kopbeurtje willen doen maar had geen belang bij een sprint, Jan had tot dusver vooral gestreden om het laatste wiel en zou waarschijnlijk pas op 300 meter van de streep zijn neus in de wind steken en Daan bleef lastig in te schatten. Alle ingrediënten voor een FC Trappist-sprinterstrein!

Als ik hier iets aan wilde doen, moest ik initiatief nemen. Toen Hugo begon te storen, besloot ik het gas erop te gooien. Geen demarrage, gewoon pk’s erop vanuit tweede positie. Tot mijn verrassing ging niemand mee. Ik had gehoopt op Daan of Cyril — dat zou helpen. Maar goed, nu was er geen weg terug: op naar Ivo, dood of de gladiolen, lekker!

Bij de doorkomst zag ik een “3” op het rondebord — minder dan vier kilometer te gaan. Het gat naar Ivo werd snel kleiner, en gelukkig hield hij ook even in. Ik haalde hem net voor het tegenwindse stuk in. Hij vroeg meteen of ik over wilde nemen, en met de snelheid die ik meenam reed ik door. We moesten samenwerken — het peloton zat er niet ver achter. Dus beukten we twee ronden door, met korte, krachtige overnames. Ik realiseerde me dat wat ik deed, de rest ook kon doen. Het was gat was in één streep te overbruggen. Ik keek veel om, en zag af en toe Ruud op kop. Dat was een goed teken.
Het verschil bleef klein, dus we mochten niet verslappen. Alles geven tot de finish en dan sprinten. Normaal ben ik sneller, maar na het voorbeeld van Van Aert — die laatst nog een sprint van Evenepoel verloor — was ik toch wat angstig.

Dat bleek gelukkig niet nodig. Ik kon strak naar de overwinning sprinten, met genoeg ruimte om er ook nog even van te genieten. Heerlijk — winnen op de baan waar het 40 jaar geleden allemaal begon.
Slechts zes seconden later kwam Jan als derde over de streep, gevolgd door Marthijn en Daan. Ruud en Hugo hadden nog een kleine aanvaring in de sprint, omdat Ruud ruimte probeerde te maken voor de sprinters, maar Hugo net aan de andere kant wilde passeren. Gelukkig bleef iedereen recht!

De sprintertrein had zijn werk gedaan — en deze keer zat ik aan de goede kant van de streep.

Ard.